De Nederlandse maritieme geschiedenis lijkt te zijn geschreven door een reclamejongen met een kruideniersmentaliteit. Ik noem een De Ruyter (gestampte muisjes), Heyn (spaar nu zilvervloot bonuspunten), Witte de With (wast door en door schoon), Tasman (tweede damestas halve prijs) en het punt is duidelijk.
En waarom heten alle Nederlandse scheepsjongens Padde of Paddeltje? Dan vergaat toch elke wakkere knaap de lust om tegen de Spekken of de Barbarijse zeerovers te gaan knokken? Geen wonder dat we door de Engelsen zijn overvleugeld en sedertdien óf in de lucht zijn gevlogen (Van Speyk, banden plakken, klaar terwijl u wacht) óf naar de kelder zijn gejaagd (Doorman, onbetwist uw sleutelspecialist).
Nee, dan de Portugezen en de Engelsen. Fernão de Magalhães, kijk dat is een naam. Probeer hem maar eens uit te spreken zonder je tong te breken. Of Francis Drake! Dan strijk je toch gelijk de vlag en geef je je over? Horatio Hornblower!
Hoe zou, nu we toch bezig zijn, een Nederlandse scheepskat hebben geheten? Vast Fludde of Fluddeltje. Zo niet deze beroemde Engelse zeeheld (zie slideshow). Die heette Simon, zoals het hoort.
Hong Kong, maart 1948. Scheepsjongen George Hickinbottom van HMS Amethyst slentert rond over het terrein van de marinescheepswerf. Hij is nog maar zeventien, heeft heimwee en denkt aan zijn lieve moedertje in Liverpool. Plotseling hoort hij een zwak gemiauw. Het komt uit een roestig geschutsstuk, dat nog dienst heeft gedaan in de Eerste Opiumoorlog. Met een snelle greep in de kanonsloop houdt hij een oogwenk later een mager scharminkel van een kat in handen. Het beestje is ernstig verzwakt, half kaal van de schurft en hoest lelijk. In een opwelling stopt Hickinbottom de stumper onder zijn wambuis en smokkelt hem mee aan boord van de Amethyst.
Binnen de kortste keren ontwikkelt Simon zich tot het lievelingetje van de pikbroeken. Hij is een meesterlijke rattenvanger. Benedendeks krioelt het er van. Dode exemplaren deponeert hij uit dankbaarheid in een kooi of hangmat naar keuze. Hij slaapt het liefst op de brug in de kapiteinspet van commander Bernard Skinner. Hij doet wonderen voor de scheepsmoraal, zelfs bootsman Baines smelt als hij een kopje krijgt. Simon, beseft iedereen van hoog tot laag, brengt geluk.
Voorjaar 1949 krijgt de Amethyst bevel om vanuit Shanghai de Yangtse op te stomen naar Nanking, ter aflossing van de Consort. In de nacht van 20 april nemen de communisten de schuit hevig onder vuur. Granaatscherven doorboren de brug en doden commander Skinner. Simon is ernstig gewond en sleept zich met zijn laatste krachten naar dek. Zijn maten brengen hem hevig bloedend en met afgeschroeide snorharen naar de chirurgijn, die vier vlijmscherpe metaaldelen operatief verwijdert. Niemand geeft een cent voor Simon's leven…
Wonder boven wonder herstelt hij. Terwijl de Amethyst aan de grond ligt in de Yangtse, wordt zij overspoeld door ratten en Simon doet, ondanks de verwondingen, zijn plicht.
Ondertussen heeft zijn roem het vaderland bereikt. Simon ontvangt, nadat de Amethyst op miraculeuze wijze is ontsnapt uit China, duizenden brieven en sardineblikjes van bewonderaars. Hij krijgt diverse onderscheidingen, waaronder het ‘Animal Victoria Cross’, de ‘Dickin Medal’, de ‘Blue Crossmedal’ en de ‘Amethyst Campaign Medal’. Bovendien krijgt hij de rang van ‘able seacat’. Luitenant Stewart Hett doet dienst als ‘katofficier’ om Simon’s post te bantwoorden.
Na een triomfantelijke terugreis (Simon wordt overal toegejuicht) bereikt de Amethyst in november 1949 thuishaven Plymouth, waar hem een heldenontvangst wacht. Hij belandt ter quarantaine in een asiel te Surrey. Daar loopt hij een virus op. Hij sterft op 28 november 1949. Honderden mensen, waaronder de gehele bemanning van de Amethyst, wonen de begrafenisdienst bij op PDSA Ilford Animal Cemetery te Londen. Op zijn grafsteen staat:
IN MEMORY OF "SIMON"
SERVED IN H.M.S. AMETHYST
MAY 1948 — NOVEMBER 1949
AWARDED DICKIN MEDAL
AUGUST 1949
DIED 28TH NOVEMBER 1949.
THROUGHOUT THE YANGTZE INCIDENT
HIS BEHAVIOUR WAS OF THE HIGHEST ORDER